Vrijdag

Sandra van Dalsum is een succesvolle zakenvrouw. Ze ziet er goed uit en houdt er minnaars op na zonder dat haar echtgenoot daar een probleem van maakt. Maar Sandra weet heel goed dat ze met haar huidige, veel jongere, minnaar een grens overschrijdt. Ze besluit de relatie te beëindigen, maar voordat ze dit aan hem kan vertellen, gebeurt er iets waardoor ze alle controle verliest. Haar perfecte leven verandert in een nachtmerrie.

Loes den Hollander

 

Vrijdag

 

2015 © Loes den Hollander

Eerste uitgave 2006 Karakter

Omslagontwerp Studio 100%

Omslagillustratie Shutterstock

 

ISBN 9789461092007

NUR 332

Op de hoogte blijven? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief op www.crimecompagnie.nl

Voor mijn Har, die erin slaagde zich er niet mee te bemoeien.

PROLOOG

Ze blijft lang naar de laatste zin van het artikel staren en neemt dan een besluit. Boven ligt haar mobieltje. Ze gaat Angelique bellen, verbod of geen verbod. Dit gaat over haar toekomst. Stefan Block gaat niet over haar toekomst beslissen, die zorgt er maar voor dat ze hier uitkomt. De muren vliegen haar opeens aan. Ze wil niet alleen met Angelique praten, ze wil ook Ed en Liesbeth spreken. En haar moeder, zelfs haar moeder. Ze loopt naar haar slaapkamer en toetst het mobiele nummer van Angelique in. Er wordt vrijwel direct opgenomen.

‘Hallo?’

‘Ben jij het, Lique?’

‘Met wie spreek ik?’

‘Met Sandra.’

Ze hoort Angelique schrikken. ‘Leg neer, San, je moet mij nu niet bellen.’

‘Maar ik las dat je met De Telegraaf gaat praten.’

‘Ik praat met niemand. Leg neer, San, dit is gevaarlijk.’

De verbinding wordt verbroken. Sandra zit een ogenblik voor zich uit te staren. Wat heeft dit te betekenen? Ze klonk anders dan anders. Waar was Angelique? Er waren achtergrondgeluiden, maar welke?

Opeens weet ze het. De torenklok bij de zaak in Amstelveen. Ze hoorde de Big-Benklank. Drie regels van de melodie, dat klopt. Het is kwart voor tien. Angelique is in Amstelveen. Ze noemde haar naam niet toen ze opnam.

Ze zei iets over gevaar.

Ze was bang.

Ik moet Stefan bellen, flitst het door Sandra heen. Hij moet zo snel mogelijk naar Angelique. Ze grist de mobiele telefoon van het bed en drukt de sneltoets in waaronder zijn nummer zit. Ze hoort het signaal overgaan. Op hetzelfde moment neemt ze een besluit. Ze verbreekt de verbinding.

‘Ik ga erheen,’ zegt Sandra hardop tegen zichzelf.

1

De stad puilt uit van de toeristen. Op de Oudezijdsvoorburgwal staat een groep Japanners zich te verdringen voor het raam van een prostituee, die verveeld naar de belangstelling zit te staren. Het zijn allemaal mannen en ze lijken zich nogal te amuseren. Ze stoten hoge klanken uit en porren elkaar in de zij. Een van hen maakt een obsceen gebaar naar zijn kruis.

Sandra probeert hen te omzeilen door midden op straat te gaan lopen maar ze wordt door driftig getoeter van enkele automobilisten weer naar het trottoir gedirigeerd. Ze is laat. Dit is weer eens zo’n dag waarop alles tegenzit. Eerst versliep ze zich, daarna liep het koffiezetapparaat over omdat ze de oude koffie niet had weggegooid en toen ze met een rood aangelopen hoofd hijgend de winkel instormde bleek ze te laat te zijn voor een afspraak met een van haar beste klanten. Toen ze op het punt stond om tegen half twee te vertrekken, belde de accountant ook nog met allerlei vragen voor de jaarrekening.

Het is al tien voor half drie, ziet ze op de torenklok van de kerk die in dezelfde straat staat als hotel De Beurs. Ze spreken altijd om twee uur af. Als hij nu maar niet heeft gedacht dat ze niet komt en vertrokken is. Ze gaat nog sneller lopen maar als ze bijna bij de trap is aangekomen die voor de ingang van het hotel ligt, staat ze opeens stil. Het is er weer, realiseert ze zich. Een echo van haar voetstappen, ergens achter haar. Iemand die haar volgt? Ze draait zich om. Geen mens te zien. Wat is dat toch? Geïrriteerd trekt ze haar schouders op en gaat naar binnen.

‘Goedemiddag, dame,’ zegt de vriendelijke portier correct, als Sandra het hotel binnenkomt. ‘Ik haal de lift voor u.’ Sandra zou wel eens willen weten wat hij wérkelijk denkt als hij haar ziet. Hij heeft altijd als ze hier komt dezelfde onverstoorbare glimlach op zijn gezicht en zijn tekst staat óók vast. ‘Goedemiddag, dame, ik haal de lift voor u.’

Nooit een toespeling op wat ze hier komt doen, nooit een vraag. Als ze in de lift stapt, buigt de portier galant en drukt op de knop waar het cijfer 3 bij staat. Hij stapt weer terug en de liftdeuren sluiten zich.

Sandra zou de weg naar haar doel zelfs blind kunnen vinden. Derde etage, uit de lift rechts, de laatste kamer in de gang. Nummer 314. Het staat in sierlijk schuine gouden letters op de deur. Ze gaat snel naar binnen en loopt regelrecht in uitgestrekte armen.